Hier haken we in op data uit het leven en werk van M.C. Escher, kriskras door de tijd maar toch actueel. Geniet het hele jaar door van achtergrondverhalen, anekdotes en weetjes over deze fascinerende kunstenaar.
Dat het niet zo goed ging met zijn gezondheid aan het einde van de jaren zestig was voor Escher een gegeven. Hij worstelde er al zijn hele leven mee, maar vooral dat decennium vormde een aaneenschakeling van goede en slechte periodes. In de goede was hij alert en actief, in de slechte kleurde vooral zijn gezondheid zijn leven in. In het voorjaar van 1969 had hij weer een goede periode en hij vulde zijn tijd met een aantal lezingen, het maken van 40 afdrukken van Dag en nacht (al vond hij dat eigenlijk zonde van zijn kostbare tijd) en het bedenken en creëren van een nieuwe prent.
Vooral dat werken aan iets nieuws maakte hem gelukkig. In een brief aan zoon George schreef hij dat hij ‘wild van opwinding’ was over Ringslangen. In de winter van 1967/1968 had hij zijn Metamorphose II verlengd tot Metamorphose III, maar de laatste nieuwe prent daarvoor stamde uit de herfst van 1966. Hij onderwierp zich dan ook vol overgave aan deze nieuwe stroom van creativiteit, al werd hij ook direct met zijn slechte gezondheid geconfronteerd. Het ontwikkelproces kostte hem veel energie en hij moest het werk vaak stoppen om even bij te komen.
In december 1958 en januari 1959 werkte Escher aan een nieuwe prent die hij wilde tonen op een tentoonstelling in museum Boymans (nu: Museum Boijmans Van Beuningen) in februari. Onder de naam Vier Grafici exposeerde hij samen met Harry van Kruiningen, Wout van Heusden en Harry Disberg. Een gezelschap waarin hij al eerder had verkeerd. Hij schreef over de prent in een brief aan zijn zoon George en diens vrouw Corrie:
"Na een weekje van nameloze dispiratie, ben ik weer aan ‘t graven in de domeinen der tetra- en octaëdrische ruimte: spelonken en holen, wonderlijke pilaren, afgronden en vergezichten, alles rigoureuselijk vier- en achtvlakkig. Het is mijn plan om er nu eindelijk de schele platworm, waarvoor ik een zwak heb, in te laten rondzwemmen."
2021 is voorbij en het is weer een bijzonder en onvergetelijk jaar geworden. Wij kijken terug op alle mooie dingen die wij dit jaar hebben mogen organiseren. Zo zijn er maar liefst vier tijdelijke tentoonstellingen te zien geweest in het museum, naast de permanente presentatie met de kunst van Escher! Alle beelden over tentoonstellingen, de activiteiten en de verdiepende verhalen op de website keren terug in deze speciale eindejaarsanimatie. Wij danken iedereen voor de aandacht en support het afgelopen jaar en hopen u ook in 2022 weer te mogen inspireren met onze verhalen en kunstwerken!
In november 1929 produceert Escher een prent die nu eens niet het directe gevolg is van een reis die hij datzelfde voorjaar had gemaakt. In de jaren 1925-1936 volgt hij een vast patroon waarin hij in het voorjaar door Italië reist, naar de Abruzzen, Sicilië, Calabrië of de Amalfitaanse kust. In de eerste jaren komen daar ook plaatsen bij rond zijn woonplaats Rome of in de nabijgelegen provincie Viterbo. Ook is hij op Corsica en in Spanje. In de herfst en winter die op die reizen volgen, werkt hij zijn schetsen en foto’s uit tot prenten. Maar in mei 1926 gaat dat anders.
Op 2 juli 1965 overleed journalist, dichter, criticus en essayist G.H. 's-Gravesande, bekend onder zijn roepnaam Hein. Hoewel Escher en hij op dat moment al meer dan 30 jaar bevriend waren, ging de kunstenaar niet naar de crematie. Hij werd opgeslokt door het werk aan de prent Knopen, een onderwerp waarin hij zichzelf helemaal had vastgebeten. Het zou 's-Gravesande niet verbaasd hebben. Hij publiceerde meerdere artikelen en een boekje over de man die hij ook als kunstenaar zeer waardeerde. Hein 's-Gravesande was een van de eerste critici die serieus aandacht had voor het werk van M.C. Escher en de graficus heeft veel aan hem te danken.
M.C. Escher was opgeleid als graficus. Hij was een kunstenaar, maar met dat woord heeft hij zijn hele leven moeite gehad. Hij plaatste zichzelf meer in de traditie van de kunstenaar als ambachtsman. Om grafiek te kunnen maken, was het eerst en vooral belangrijk om de benodigde technieken goed te beheersen. Dat gold voor hemzelf, maar ook voor collega’s. Hij kon het altijd erg waarderen als hij grafici trof die zich ook een meester toonden over hun vak. Hij omringde zich graag met deze ambachtslieden. De plek waar hij dit vooral deed was in hun eigen vereniging.
De laatste prent van de tentoonstelling Geniale grafici: Escher en zijn tijdgenoten is geen ode aan Escher, maar aan de eerste koninklijke bewoner van dit paleis: Koningin-Moeder Emma. In deze litho uit 1897 van Jan Toorop (1858-1928) ziet u Koningin-Moeder Emma en haar dochter Wilhelmina tijdens een bezoek aan de stad Gouda. De prent bevat allerlei objecten die te maken hebben met de Goudse industrie in die tijd, zoals pijpen en kaarsen. De litho is gemaakt in de kenmerkende art-nouveaustijl van Jan Toorop, die herkenbaar is aan zijn sterke contouren met sierlijke lijnen en uitbundige decoratieve elementen. Deze stijl werd in de volksmond ook wel de slaoliestijl genoemd, naar aanleiding van het iconische decoratieve affiche dat Toorop maakte voor de Nederlandsche Oliefabriek in Delft.
Al eeuwenlang maakt men prenten. Het is dus geen wonder dat er in de loop van de tijd een groot aantal grafisch technieken is ontstaan. Van houtsnede, kopergravure en mezzotint tot zeefdruk. Toch hebben veel grafische kunstenaars altijd een eigen draai weten te geven aan het eeuwenoude vak. Door te experimenteren maakten zij de weg vrij voor technologische verbeteringen, maar ook voor nieuwe manieren voor een kunstenaar om zich uit te drukken. Experimenteren gebeurde dan ook al vroeg. Al in de 17e eeuw drukte de kunstenaar Hercules Seghers zijn etsen af met olieverf, waarmee hij kleur bracht in de zwart-witte wereld van de ets.
Memento mori: deze oude Latijnse uitspraak herinnert de mens aan zijn sterfelijkheid. Dit gezegde is het sombere onderwerp van de simpele doch doeltreffende houtsnede van Julie de Graag (1877-1924). De Graag was een getalenteerd graficus en haar werk kenmerkt zich door een vergaande stilering. Beïnvloed door beeldhouwer Joseph Mendes da Costa en De Stijl-kunstenaar Bart van der Leck liet ze steeds meer details weg en werden haar lijnen eenvoudiger en doeltreffender.
De term ‘homo universalis’ is tijdens de Renaissance bedacht door de schrijver, filosoof en musicus Leon Battista Alberti (1404-1472). Leonardo DaVinci wordt veelal gezien als het archetype van deze alleskunner. In zijn geval was dat iemand die het complete wetenschappelijke spectrum beheerste. De Griekse filosoof Aristoteles (384-332 v.Chr.) wordt wel beschouwd als de eerste homo universalis. De term wordt nog wel eens misbruikt, maar Richard Roland Holst (1868-1938) zou je toch wel zo kunnen typeren. In de database van het RKD, het Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, wordt hij beschreven als auteur, beeldhouwer, decorschilder, directeur van academie, etser, glasschilder, hoogleraar, illustrator, lithograaf, meubelontwerper, ontwerper, schilder, tekenaar, vervaardiger van houtsnedes en wandschilder. Een universeel man van de kunsten dus.