fbpx
Tickets bestellen
Adres
Lange Voorhout 74
2514 EH Den Haag
T: 070-4277730
E: info@escherinhetpaleis.nl
Terug

Ontwikkeling

In de ruim vierhonderd prenten van M.C. Escher is het reptiel, naast de vogel en de vis, een dier dat vaker in zijn werk voorkomt. Nadat Escher in mei 1937 zijn eerste vlakvulling in het werk Metamorphose I maakt, volgt in oktober van dat jaar Ontwikkeling I. Het is een intrigerende prent waarin een aantal dingen gebeuren.

Wie de prent voor het eerst ziet, zal vanuit het heldere centrum naar de buitenkanten kijken. In het centrum staat een motief dat Escher ook in november 1937 onderzoekt in twee tekeningen die hij inkleurt met waterverf.

Tussen die twee tekeningen zijn een aantal verschillen. Niet alleen is de eerste tekening zachter van kleur in vergelijking tot de tweede, maar er is vooral verschil in de vorm van de salamanders. Bij de eerste tekening zoekt Escher nog naar een oplossing voor de bekken van de reptielen. In de tweede tekening heeft hij die gevonden: de bek is geopend. Dit geeft een dynamiek aan de dieren, het lijkt wel alsof ze in elkaar draaien. Voor de prent Ontwikkeling I gebruikte Escher de bijtende reptielen van de tweede tekening.

Uit de potloodaantekeningen onder de tekeningen blijkt dat hij voor beide werken een van de 17 systemen van de Hongaarse kristallograaf George Pólya* gebruikt. Waar Pólya met abstracte vormen werkt, verandert Escher hun grondstructuur zo dat er weliswaar vereenvoudigde, maar toch zeer realistische reptielen te zien zijn.

Escher komt niet alleen dankzij Pólya tot deze overgang naar een beweging. In de literatuur die hij in november 1937 van zijn oudere halfbroer Berend (Beer) krijgt, zitten ook artikelen van de Duitse wetenschapper Haag.** Hierin vindt hij veel complexere vormen dan de systemen die door Pólya worden beschreven. Door deze nieuwe kennis kan Escher zijn “realistische” figuren in beweging laten komen en ze een draai laten maken. Hij legt het draaipunt in het midden van de prent, centraal tussen de vier pootjes van een wit en een zwart reptiel.

Wie de houtsnede Ontwikkeling I voor het eerst ziet, begint door het heldere zwart en wit van de vier salamanders automatisch in het midden van de prent te kijken. Vervolgens neemt men het hele vlak waar en ziet dat de vormen naar de buitenkant toe steeds vager worden.

Ontwikkeling I is de titel en dat roept vragen op. In onze cultuur is het gebruikelijk dat met ontwikkeling verdere detaillering en uitbreiding wordt bedoeld. Wie echter bij dit werk vanuit het hoofdmotief naar de randen kijkt, zakt weg in steeds minder detaillering en in steeds grotere abstractie. De herkenbare zwarte en witte salamanders met een ruggenwervel veranderen in eenvoudigere, boos kijkende dieren en worden al snel een vreemd vlak.

Ontwikkeling I, detail centrum
Ontwikkeling I, detail midden van links naar het centrum

Uiteindelijk ontstaat aan de randen van de prent een suggestie van zwarte en witte vierkantjes. Dan wordt ook duidelijk dat de ontwikkeling niet vanuit het centrum naar de randen loopt, maar juist andersom: vanuit de diffuse zwart-wit vormen aan de buitenkant ontstaat de detaillering in het centrum. De bijna volledige vierkantjes aan de randen veranderen vanuit de hoeken met enig formeel gesjor en getrek in salamanders!

Formeel en technisch is dit een prachtig werk waarin Escher een uitgekiend spel met onze ogen speelt. Wie goed naar de prent kijkt, ziet met welk technisch vernuft Escher erin slaagt het grijs bij de buitenkanten op te roepen. In de bijna vierkante prent van 43,7 cm bij 44,6 cm vindt een dusdanig geleidelijke overgang van vage grijze vormen aan de randen plaats naar heldere zwarte en witte vormen in het midden, dat dit natuurlijk aanvoelt.

In een tekening of litho is dit makkelijk te bereiken, maar deze prent is een houtsnede! Een houtsnede is een hoogdruk, dat betekent dat alles wat niet weggestoken wordt dus blijft staan en bij het afdrukken kleur krijgt. Om grijs te laten zien, moet er veel wit in het zwart worden gebruikt en andersom. Hoe bereikt Escher dit grijze effect?

Hij legt, zo lijkt het, aan de randen als het ware een net van witte gekruiste lijntjes over de vierkanten. In de tekening die hij op het houtblok maakt, besluit hij welk vlak zwart wordt en welk vlak wit. In een zwart vlak maakt hij dunne ruitjes, voor een wit vlak maakt hij dikke ruitjes. De dikke lijnen worden weggestoken en blijven wit. Als hij de dunne lijntjes maakt, is er meer zwart over en lijkt dat vlak dus zwarter. Samen neemt ons oog dit waar als grijs. Omdat de vlakken als een schaakbord om en om in twee rijen liggen, versterkt dit patroon de illusie van het grijs.

In de volgende rij, waar het vlak richting reptiel uitdijt, krijgen de witte vormen zwarte puntjes en heeft het zwart nog steeds de ruitjes. In de een na laatste rij voor het centrum waar een rudimentaire salamander uit het vorige vlak voortkomt, krijgt die detaillering: een oog, een bek en soms een lijn voor de rug. Wit heeft nog kleinere zwarte stipjes, terwijl zwart de laatste losse lijntjes van het ruitjes patroon heeft. In het centrum staan uiteindelijk de uitgewerkte reptielen.

Anderhalf jaar later, in februari 1939, maakt Escher de driekleurenhoutsnede Ontwikkeling II. Er is qua stemming en vorm een groot verschil tussen beide ontwikkelingen. Niet alleen werkt Escher in Ontwikkeling II naast het zwart met de kleuren grijsgroen en bruin. De salamander is ook in deze nieuwe versie een vriendelijke kruiper met een gesloten bek. Het uitgangspunt is dan ook een andere tekening uit 1939. Deze tekening van salamanders is wereldberoemd, omdat Escher die in 1943 gebruikt in de litho Reptielen.

Studie behorend bij regelmatige vlakvulling van Reptielen, aquarel/potlood, januari 1939
M.C. Escher, Reptielen, litho, maart 1943

Hij werkt in Ontwikkeling II nogmaals het idee van een visuele evolutie uit. Het verschil met Ontwikkeling I is echter dat in deze prent de verandering wel vanuit het centrum naar de randen plaats vindt. De twee details hieronder en de prent spreken voor zich.

Doordat Escher in de hoeken de grootste en de meest gedetailleerde zwarte reptielen zet, ontstaat het gevoel van een stralenkrans die uit het midden komt. Zo roept hij een gevoel van beweging op. Hier zijn titel en inhoud een logisch geheel: van een kleine geometrische vorm in het centrum tot groot en uitgewerkt aan de buitenkant.

Om dit alles te bekijken is rust en aandacht nodig. Hoe meer je naar het werk van Maurits Cornelis Escher kijkt, hoe meer je ziet. Escher vond de interpretaties die mensen aan zijn eigen werk gaven vermakelijk. Vaak verwonderde hij zich erover dat iemand van alles in een van zijn prenten ‘zag’. Hij legde zelf geen filosofische of religieuze betekenis in zijn werk. Wanneer anderen dit wel meenden te zien, stoorde hem dat ook niet.

Verwijzingen:

* G. Pólya: Über die Analogie der Kristallsymmetrie in der Ebene; Zeitschrift für Kristallographie, 1924

** F. Haag: “Die regelmässigen Planteilungen.” Zeitschrift für Kristallographie 49 (1911) p360-369 en F. Haag “Die regelmässigen Planteilungen und Punktsysteme.” Zeitschrift für Kristallographie 58 (1923) p 478-488

Meer verhalen over Escher