fbpx
Tickets bestellen
Adres
Lange Voorhout 74
2514 EH Den Haag
T: 070-4277730
E: info@escherinhetpaleis.nl
Terug

Eschers ruimte

“Als we deze prent in drie verticale banen verdelen, zijn de twee buitenkanten aanvaardbare werkelijkheden, maar in veel opzichten elkaars omkering. In de midden baan zijn de dingen onzeker en kunnen ze op twee verschillende manieren worden bekeken: een vloer is ook een plafond; een binnenkant is ook een buitenkant; bol is tegelijkertijd hol. Er zijn twee jongens die op een fluit spelen, de linker kijkt op de bolle bogen van de kapel, hij ziet de buitenkant. Hij zou uit zijn raam kunnen klimmen, over het dak kunnen lopen en op de vloer voor het huis kunnen springen. Maar de andere jongen die aan de rechterkant op een fluit speelt en uit het raam kijkt, is in het huis; hij ziet hetzelfde dak als de vloer boven zijn hoofd en er is geen vloer onder hem, maar een peilloze afgrond.”

Deze quote is afkomstig uit ‘Escher on Escher: Exploring the infinite’, een publicatie die na Eschers dood is samengesteld op basis van zijn uitgebreide aantekeningen voor een reeks lezingen die hij in 1964 in de Verenigde Staten zou hebben gehouden. Door een onverwachte operatie tijdens zijn familiebezoek in Canada dat daaraan vooraf ging, heeft hij de lezingen nooit gehouden. Consciëntieus en praktisch als hij was, had hij de aantekeningen en lijsten met dia’s van zijn werk al voor vertrek klaar.

Ik zet hieronder de drie delen van Hol en bol, de litho uit 1955, naast elkaar met wat tussenruimte.

De verwarring van het middendeel is op deze manier goed te zien. Zoals wel vaker verstopt Escher een aanwijzing in de prent die moeilijk valt te ontrafelen. Deze keer zit de clou in het vaandel dat in het rechterdeel hangt. Ik zie het als een hol figuur dat aan de diagonale onder- en bovenkant wordt begrensd door een slinger van vierkante vakjes. Maar kijk ik nogmaals, dan zie ik diagonaal geplaatste kubussen die als verspringend metselwerk boven elkaar staan. Tijdens het schrijven van deze Escher van der Maand keek ik op en weer terug naar het vaandel op mijn computerscherm en vervolgens werden het plotsklaps een soort langwerpige schoenendozen! Hierbij werden de drie grijze vierkante vlakjes de voorkant van de lange ‘dozen’, die ieder een witte bovenkant en een donkere linkerzijkant hebben. Ik krijg dan ook het gevoel dat mijn ogen eerder ‘omklappen’, dan het beeld waar ik naar kijk. Kennelijk nemen mijn hersens andere dingen waar, wellicht onder invloed van de hoek waaruit ik kijk? Zien is dus niet altijd waarnemen. Dat klinkt als een wijsheid uit een Chinees koekje en toch klopt het bij Escher maar al te vaak. Bovendien verstopt hij die wijsheid opzettelijk in een kunstwerk!

Is Hol en bol een uitzondering in zijn oeuvre? De vraag stellen, is de vraag beantwoorden: nee, dat is dus niet zo. Hol en bol is in feite het einde van een ontwikkeling die al heel vroeg (1928) in het werk van M.C. Escher begon. Hierin verbindt hij op zijn eigen slinkse wijze ruimtes met elkaar die in de werkelijkheid onmogelijk met elkaar verbonden kunnen zijn. Dit is overigens een manier om met ruimte op het platte vlak om te gaan die vaker voorkomt in de beeldende kunst van de twintigste eeuw. Er is een verschil tussen Eschers opvatting over de combinatie van mogelijk en onmogelijk binnen een kunstwerk en waar de meeste andere kunstenaars uit stromingen zoals kubisme en expressionisme, laat staan surrealisme mee bezig zijn, als ze combinaties van mogelijke en onmogelijke ruimtes maken. Bij deze drie stromingen ontstaat en/of leidt dit meervoudige wereldbeeld vaak tot onrust en chaos.

Eschers verbinding tussen mogelijk met onmogelijk heeft juist helderheid en structuur als uitgangspunt in tegenstelling tot die andere stromingen. Wanneer Escher echter na de Tweede Wereldoorlog steeds meer enthousiaste reacties krijgt van exacte wetenschappers zoals wiskundigen, kristallografen en geologen, worden zijn prenten door hun informatie beïnvloed. De Canadese en de Britse wiskundigen Donald Coxeter en Roger Penrose, maar ook Nederlandse wiskundigen zoals Professor Schouten en Bruno Ernst (Hans de Rijk) gaven Escher zulke interessante ideeën dat hij zich hierdoor uitgedaagd voelde en hun voorstellen in zijn prenten gebruikte. Voor de wiskundigen was het opzienbarend hoe een leek in staat bleek, zoals Doris Schattschneider mij ooit zei: “om een herkenbare vorm te vinden voor totale abstracte formules”.

Eschers oudere halfbroer Berend was sinds 1937 een belangrijke medestrijder. Berend herkende vanuit zijn vak, de kristallografie, waar zijn broer visueel mee bezig was. Hij gaf hem een behoorlijke hoeveelheid wetenschappelijke literatuur waaruit Maurits visuele informatie voor zijn studies voor vlakvullingen haalde. Lange tijd waren ze van plan samen een boek te maken waarin Maurits met zijn prenten de theorieën van Berend zou illustreren. Uiteindelijk is dit er niet van gekomen.

Escher was kieskeurig en de inhoud van een prent stond altijd voorop. Hij bleef een beeldend kunstenaar die zich bij toeval in een andere gebied had begeven. Niet alle informatie of plannen van de exacte wetenschappers vielen in vruchtbare aarde. Zo schreef Escher aan zijn zoon Arthur kort na de eerste bezoeken aan Hans de Rijk:

“die komt dezer dagen terug om te proberen mij over te halen een prent te maken van weer een geheel andere ‘inversie’ (dan Hol en bol, MP). Ik denk niet dat het hem zal lukken en evenmin dat het mij zal lukken ( er voldoende warm voor te lopen).”

Hieronder volgen een reeks prenten waarin zichtbaar wordt hoe Escher vanaf 1928 steeds ingenieuzer bezig is geweest met de combinaties van een meervoudig wereldbeeld binnen een kunstwerk. Zoals altijd is dit een kwestie van interpretatie. Het begint allemaal bij Bonifacio en Castrovalva.

M.C. Escher, Bonifacio, houtsnede, oktober 1928
M.C. Escher, Castrovalva (Abruzzi), litho, februari 1930

Hierin koppelt Escher op volstrekt intuïtieve en geloofwaardige manier de voorgrond (planten) aan de achtergrond (horizon). In Atrani, overdekt steegje en in Ravello, Porta Maria dell’Ospidale combineert hij weer op een andere manier verschillende ruimtes.

M.C. Escher, Overdekt steegje in Atrani, houtsnede, november 1931
M.C. Escher, Porta Maria dell’Ospidale, Ravello (Oude kerk, Ravello), houtgravure, 1932

In Atrani bundelt hij vanuit een werkelijke situatie drie perspectieven. Wij, de toeschouwers, zitten op een trap en kijken naar de overdekte tweesprong voor ons. Het verwarrende is dat de linkertrap naar boven gaat en de rechtertrap naar beneden, waardoor je twee vluchtpunten binnen het werk krijgt. Wij zitten een paar treden hoger dan beide trappen, dus voelen we ook nog een ruimte achter ons. De tweede situatie, in Ravello, is minder gecompliceerd: aan het einde van een vroeg kruisribgewelf zijn twee doorgangen te zien.

In Metamorphose I verandert een vrij realistische weergave van het Italiaanse stadje Atrani via een verstrakking van de huizen in een vlakvulling. De ruimte wordt als het ware platgestreken. De buitenlijnen van de verschillende geometrische figuren sluiten naadloos aan, terwijl ze in een klein mannetje veranderen. Dit laatste deel is een vlakvulling.

In de twee prenten Marseille en Stilleven en straat uit 1936 en 1937 combineert Escher voor- en achtergrond veel extremer dan in de eerste twee uit deze serie (Bonifacio en Castrovalva).

M.C. Escher, Marseille, houtgravure, december 1936
M.C. Escher, Stilleven en straat, houtsnede, maart 1937

Met Andere wereld en Boven en onder – beiden uit 1947 – wordt het een dolle boel. Mede getriggerd door zijn oude schoolgebouw in Arnhem combineert Escher in deze twee werken zonder problemen respectievelijk drie en twee verschillende ruimtes op een volledig geloofwaardige visuele manier. In ons hoofd tuimelen we van onder naar boven, schieten vooruit en weer terug en draait alles om elkaar.

M.C. Escher, Andere wereld, houtsnede en houtgravure in zwart, roodbruin en groen, gedrukt van drie blokken, januari 1947
M.C. Escher, Boven en onder, litho, juli 1947

Het schoolgebouw in Arnhem was ook de inspiratie voor de onmogelijke ruimtelijke combinaties uit Trappenhuis en Relativiteit, uit 1951 en 1953.

M.C. Escher, Trappenhuis, litho, november 1951
M.C. Escher, Relativiteit, houtsnede, juli 1953

Hol en bol is dan een volgende stap waarin Escher probeert binnen de mogelijkheden van een prent een soort doorloop aan gebeurtenissen weer te geven: van links naar rechts en van bol naar de overgang en verwarring in het middendeel naar hol. Hij is nooit helemaal tevreden over dit werk geweest. Dat kan ik mij ook wel voorstellen, want de overgangen zijn te abrupt voor iemand die zijn publiek eigenlijk ongemerkt te grazen wil nemen.

Zoals zo vaak blijkt in het oeuvre van M.C. Escher staat de prent Hol en bol, in een lange rij van werken. Tegelijkertijd kan een aantal van deze werken ook in andere rijen en combinaties worden gezet. Deze veelzijdigheid is een opwindende kant van Eschers prenten. Op hoeveel verschillende manieren kan er niet naar het werk worden gekeken. Door steeds meer met zijn teksten bezig te zijn, leer ik er meer over, maar zie ik ook meer. Hoe langer ik er mee bezig ben, hoe ‘voller’ het beeld wordt dat ik op zijn werk krijg. Telkens weer valt me op hoe onverwacht multi-interpretabel het is en blijft. Het zou een deel van zijn nog altijd aanwezige succes kunnen zijn.

Escher is niet alleen bezig onverwachte ruimtes op een slinkse wijze met elkaar te verbinden, hij laat ons met zijn optische illusies zien dat onmogelijke zaken mogelijk blijken te zijn als je ze maar secuur genoeg uitwerkt. Daarnaast is er zijn voorliefde om de vlakvulling als middel voor een metamorfose te gebruiken, maar een verandering van vorm kan ook uit gedachten-associaties voorkomen zoals we zagen. En er is meer, veel meer, zowel in thema, als qua vorm zoals we in de analyses van de afgelopen maanden ontdekten.

Ik krijg steeds meer het gevoel dat de verwondering waarin hij ons laat delen, bestaat uit luchtbelletjes die zo goed opgediend worden, dat ze onder mijn hersenpan blijven borrelen.

Meer verhalen over Escher