fbpx
Tickets bestellen
Adres
Lange Voorhout 74
2514 EH Den Haag
T: 070-4277730
E: info@escherinhetpaleis.nl
Terug

Oulipo

Op 24 november 1960 werd de schrijverswerkplaats Oulipo opgericht. Deze naam staat voor ‘Ouvroir de littérature potentielle‘ ofwel de ‘Werkplaats voor potentiële literatuur’. Het is een los verband van Franstalige schrijvers en wiskundigen die literaire werken maken die aan bepaalde voorwaarden of beperkingen onderhevig zijn. Het gebruik van dit soort beperkingen was niet nieuw (schrijvers als Edgar Allan Poe, Lewis Carroll, James Joyce, Ferdinand de Saussure en Gertrude Stein werkten er al mee), maar het is wel de eerste keer dat het zo georganiseerd gebeurde. Denk aan het mijden van bepaalde letters en woorden of het ontwikkelen van een compleet nieuwe structuur. Zo bedacht Oulipo de methode S + 7: een zelfstandig naamwoord (S = substantief) uit een willekeurig woordenboek werd vervangen door het zevende daarop volgende zelfstandige naamwoord.* Andere technieken waren de sneeuwbal (een gedicht waarin op elke regel een woord staat en op elke nieuwe regel is het woord steeds 1 letter langer) en het palindroom (een tekst die zowel van voor naar achter als van achter naar voren gelezen kan worden). Ze bedachten dus nieuwe technieken, maar spanden zich ook in om in onbruik geraakte taalfiguren als het anagram, zerogram, het rondeel en het kwatrijn nieuw leven in te blazen.

Dit geëxperimenteer leidde tot bizarre maar ook prikkelende teksten. Oulipo heeft dan ook duidelijk een speelse kant, maar de beperkingen dienen ook om de inspiratie en het vakmanschap van de auteurs aan te scherpen. Bekende Oulipianen waren Raymond Queneau, François Le Lionnais en Georges Perec. Deze laatste publiceerde in 1969 een roman waarin geen enkele ‘e’ voor komt: La Disparition. Ter compensatie schreef hij ook een roman waarin de ‘e’ de enige voorkomende klinker is: Les Revenentes. Ook in Italië (Italo Calvino) en Nederland (Battus, ofwel Hugo Brandt Corstius, en Rudy Kousbroek) waren Oulipianen actief. Het Nederlandse equivalent van Oulipiaanse literatuur werd door Battus ‘Opperlandse letterkunde’ genoemd. Hoewel het hoogtepunt van Oulipo in de jaren zestig en zeventig lag, is het collectief nog steeds actief. Kijk op oulipo.net voor een overzicht van publicaties, exposities, theateruitvoeringen, voorleesavonden en workshops.

Algemeen Handelsblad, 1 maart 1969. Georges Perec wordt hierin geïnterviewd door Rudy Kousbroek over zijn roman La Disparition
Algemeen Handelsblad, 8 maart 1969. Rudy Kousbroek gaat in op de transformaties waar hij het een week eerder met Perec over heeft gehad.

‘Maar wat is nu de link met Escher?’, zult u zich afvragen. Dat zit zo. In 1965 werd de graficus benoemd tot erelid van dit gezelschap.** Het was een direct gevolg van Eschers vriendschap met de Franse kunstenaar en professor Albert Flocon. Flocon was een soort ambassadeur voor zijn werk, iemand die bemiddelde en contacten legde. Net zoals Charles Alldredge en Cornelius V.S. Roosevelt dat voor Escher deden in de Verenigde Staten.*** Flocon bracht Escher dus ook in contact met Oulipo. De leden van het gezelschap combineerden werken met spelen en daarmee hadden ze veel gemeen met Escher. De vanzelfsprekendheid van Eschers betrokkenheid als erelid werd ook nog eens versterkt door de fascinatie met Lewis Caroll en Bach die Escher deelde met de leden van Oulipo.**** Het speelse element is goed terug te zien in een tekening als die hierboven. De vogels zijn in een strak patroon van glijspiegelingen gerangschikt, maar Escher veroorlooft zich ook een frivoliteit. Het lijkt namelijk of alle vogels, op hun kleur na, gelijk zijn. Maar wie goed kijkt naar de vleugels ziet dat dit niet zo is.
NRC, 12 maart 1982. Rudy Kousbroek haalt herinneringen op aan de kort daarvoor overleden Georges Perec.
De Volkskrant, 27 augustus 1991. Henk Blanken bespreekt een uitgave van het tijdschrift Raster dat gewijd is aan Oulipo.

Er is overigens nog een connectie. De Amerikaanse wetenschapsjournalist en meesterpuzzelaar Martin Gardner introduceerde Oulipo in de VS, toen hij het gezelschap besprak in zijn column in Scientific American van februari 1977. In april 1961 schreef hij zijn column over de wiskundige H.S.M. Coxeter.***** Aanleiding was de publicatie van diens An Introduction to Geometry, een boek waarin Escher een prominente rol speelde. Op de cover van het aprilnummer staat een ingekleurde tekening van Escher uit een van zijn schetsboeken. In april 1966 was zijn volledige column gewijd aan de graficus.****** Begin jaren zestig hadden de twee al gecorrespondeerd over de wiskundige elementen in Eschers werk en over hun gedeelde fascinatie met Lewis Carroll. Escher was op zijn beurt al bekend met The Annotated Alice, het beroemde boek van Gardner over Carroll. Dat boek had Escher weer gekregen van Coxeter. Alles grijpt hier in elkaar en het laat maar weer eens zien dat Escher niet bepaald de eenling was waar hij soms voor werd versleten. Alleen bewogen zijn kringen zich meer richting de wiskunde, wetenschap en literatuur dan richting de kunst.

Scientific American, april 1961, met de Eschercover
Scientific American, april 1966, met de column van Martin Gardner over Escher

Bronvermelding
[*], [**], [***] en [****] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 454-456.
[*****] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 304.
[******] Wim Hazeu, M.C. Escher, Een biografie, Meulenhoff, 1998, blz. 467.

Meer Escher vandaag