fbpx
Tickets bestellen
Adres
Lange Voorhout 74
2514 EH Den Haag
T: 070-4277730
E: info@escherinhetpaleis.nl
Terug

Acht koppen

Als je de wereld ervaart als een eeuwig doorlopend verhaal met herhalingen in variaties, dan is een vlakvulling een ideaal beeldmiddel om mee te werken. De vlakvulling is een zich herhalend motief waarvan de buitenlijnen steeds weer naadloos aansluiten.

Hoe ingewikkeld dit kan zijn, laat een van de vroegste vlakvullingen zien die Escher in 1922 maakte. Dus vóór zijn eerste bezoek aan het Alhambra, het Spaans-Islamitische kasteel in het Spaanse Granada. De prent Acht Koppen lijkt over veel meer dan acht hoofden te gaan, maar wie goed kijkt en puzzelt, ziet dat Escher het hoofdmotief met acht hoofden een aantal keer herhaalt. Het hoofdmotief wordt éénmaal volledig getoond en een aantal keer gedeeltelijk.

 

A, A1 en 2 zijn geheel, of gedeeltelijk de onderste rij koppen; B1 zijn de rechter 2 koppen; B2 zijn de linker 2 koppen; C, C1 en 2 zijn geheel, of gedeeltelijk de bovenste 4 koppen. Door het midden naar beneden gezien, komen eerst (rij A) de onderste rij mannenkoppen; in het midden (rij B) staan alle acht koppen; onderaan (rij C) zitten de bovenste vier (dames)koppen. In de hoeken zitten ook de spiegelbeelden uit rij A1: rechts onder sluit aan links; A: alle vier mannen; A2: de 2 linkermannen die aansluiten aan de rechtse kop.

Zie het schema hierboven. Doordat het motief naadloos naar boven, beneden en aan de zijkanten aansluit zou je met wat fantasie je kunnen voorstellen dat de evenaar, virtueel (dat wel), en de meridiaan die van pool tot pool loopt, worden volgehangen met een band van Acht Koppen. Eeuwigheid en oneindigheid zijn dan zonder al te veel moeite zichtbaar in dit vroege kunstwerk.

Het is niet verwonderlijk dat, als Escher een paar maanden later voor het eerst in het Alhambra komt, de tegelpatronen op de muren met tientallen verschillende vlakvullingen een feest voor hem zijn. Hier vindt hij waar hij zelf al mee bezig was, niet alleen in de houtsnede Acht Koppen, maar ook al eerder. De twee andere vlakvullingen zijn echter minder ingewikkeld dan dit werk uit 1922. Deze twee liggen meer tegen de decoratieve vormen van batik en andere stempeltechnieken aan.

M.C. Escher, Vlakvullingsmotief met mannetjes en vrouwtjes, houtsnede, 1920/1921
M.C. Escher, Vlakvullingsmotief met mannetjes en vrouwtjes, litho in blauw, rood en groen, gedrukt in drie kleurgangen, 1920/1921

In het Alhambra ziet Escher muren, nissen en zalen vol kleurrijke abstracte versieringen, maar ook vlakvullingen die slechts uit lijnen zijn opgebouwd. Vijf maanden eerder had hij Acht Koppen gemaakt. Hij gaat meteen de motieven die hem boeien kopiëren. Het beroemdste voorbeeld van een vlakvulling die Escher in het Alhambra natekende, is de prachtige tekening die hij op 22 oktober 1922 maakte van een muurmotief uit een zaal.

M.C. Escher, Wandmozaïek in het Alhambra, tekening, 20 oktober 1922
Muur in het Alhambra, 2011

Het motief is nog steeds op de muurtegels van het Alhambra te zien. In tegenstelling tot wat meestal gedacht wordt, is deze hoogstaande Arabische kunst niet meteen terug te zien in het werk van Escher. In de volgende jaren, wanneer hij in Italië woont, onderzoekt hij het landschap en niet de mogelijkheden van de vlakvulling, of vlakverdeling zoals hij het zelf noemt.

In die vroege Italiaanse prenten zoekt hij oplossingen voor zijn waarnemingen van een veranderend perspectief tijdens zijn eindeloze trektochten in de bergen (zie Morano en Castrovalva). Escher lijkt de vlakvulling na 1922 te vergeten, tot 1937.

In 1937 zijn de Eschers al anderhalf jaar weg uit Italië. Bij de tweede, toen nog jongste zoon, Arthur werd tbc geconstateerd en men vindt het beter voor zijn gezondheid om vanuit Rome naar de Zwitserse bergen te verhuizen. Dat is een begrijpelijke keuze: de familie van Jetta Umiker, Eschers vrouw, komt oorspronkelijk uit Zwitserland. Nina, de zuster van Jetta, woont al met haar gezin in het Zwitserse Steckborn en de schone berglucht is beroemd om haar genezende kracht, juist voor tbc-patiënten. Als de twee zonen bij hun oom en tante in Steckborn logeren, maken Escher en Jetta een lange zeereis langs Italiaanse en Spaanse havens. Tijdens deze reis gaan ze ook naar het Spaanse Córdoba en Granada.

Tijdens het bezoek van 1936 aan het Alhambra kopieerde het echtpaar samen motieven die hij interessant vond. Doris Schattschneider heeft in haar boek Visions of Symmetry precies uitgezocht wanneer Escher zijn vlakvullingen maakte en hoe hij sommige motieven een aantal keer gebruikte. Ze onderzocht ook de oorsprong en inspiraties van en voor zijn werken met vlakvullingen. Dankzij Schattschneider is het goed na te gaan welke vlakvullingen onder meer uit de bovenstukken van de Mezquita in Córdoba komen of in het Alhambra zijn gemaakt.

De buitenmuur van de Mezquita in Córdoba
Voorbeelden van tekeningen gemaakt in Córdoba uit “Visions of Symmetry”

Escher maakt in 1937 en februari 1938 in een kort tijdsbestek drie prenten achter elkaar waarin de vlakvulling een hoofdrol speelt.

Bij een bezoek aan de familie in Nederland ziet zijn halfbroer Berend (Beer) de grote prent Metamorphose I. Hij vermoedt dat Escher geïnteresseerd zal zijn in de laatste ontwikkelingen van zijn vakgebied (de kristallografie) en stuurt hem een literatuurlijstje. Over het algemeen wordt aangenomen dat Escher mede hierdoor later, tijdens de oorlog, in talloze schriftjes de structuur en de mogelijkheden van vlakvullingen gaat onderzoeken. Deze honderden variaties op oneindig doorlopende motieven zijn de basis waaruit hij voor zijn latere prenten zal putten.

Escher schonk Berend en diens vrouw als dank een afdruk van de wereldberoemde prent Dag en Nacht waarin de grijze delen in lichtblauw zijn gedrukt. De vrijwilligers van de Stichting Paleiswinkel hebben Escher in Het Paleis deze prent in 2009 geschonken.

Maar het begon allemaal in 1922 met Acht Koppen. Zoals wel vaker in het oeuvre van M.C. Escher pakt hij pas jaren later een thema -in dit geval de vlakvulling- weer op en maakt het tot zijn kunst.

© Foto’s Alhambra en Mezquita K. Lieten en M. Piller, 2011

Meer verhalen over Escher